header image

Ons soort mensen

Posted by: | 2 June 2012 | 336 Comments |

Tijdens het eerste gedeelte van onze reis zijn we vrij weinig Nederlanders tegengekomen, maar hier in Zuidoost-Azie lijken ze ineens overal te zitten. Vooral Thailand en Laos lijken een nieuwe periode van kolonisatie in te zijn gegaan. Dit keer niet onder de beschaafde Fransen, maar onder de lompe Hollanders.

Op de een of andere manier lijkt het signaleren van de moedertaal bij de meeste mensen de verplichting tot een gesprek op te roepen. “Hee, jullie zijn ook Nederlands!”, is de meest geliefde openingszin, die vaak leidt tot een geforceerd praatje over de geboortegrond van de landgenoot en vervolgens vroegtijdig eindigt in: “Nou doei he?”

Nederland mag dan een klein land zijn, maar hier wordt me steeds weer duidelijk hoe verdomde verschillend de inwoers zijn. In tegenstelling tot de Fransen zijn Ralph en ik weinig geneigd om samen te klitten met onze landgenoten, om de moeizame gesprekken te voorkomen. Een gedeeld vaderland blijkt maar al te vaak geen garantie te zijn voor overeenkomsten, op de taal na. Tijdens de Gibbon Experience gaf het andere Nederlandse stel meteen op agressieve toon aan een privehut te hebben geboekt en waren de vier negentienjarige meisjes uit Noord op zeurderige toon alleen maar aan het klagen, net zoals het andere groepje van vier. Wij waren blij dat we de enige Nederlanders in onze tienpersoonshut waren. De meisjes uit Noord kwamen we later nog tegen in Vang Vieng, waar ze na het kotsen of knock-out gaan weer vrolijk verder gingen met sletten en buckets drinken.

Als wij ons in een ruimte blijken te bevinden met andere Nederlanders is onze eerste reactie vaak om geen Nederlands te spreken. Niet omdat we ze per definitie onaardig vinden, maar meer omdat we moe zijn van steeds weer dezelfde vragen en dezelfde antwoorden. We spreken immers ook niet iedereen aan die Engels spreekt. Zo gebeurde het ook weer in de taxi naar het treinstation, waar we de trein naar Sapa zouden nemen. “Jeetje, wat een mensen he?”, verzuchtte een meisje met Brabants accent tegen haar vriendje. Het was ons meteen duidelijk dat deze twee vers uit het vliegtuig kwamen gestapt.

De volgende dag in Sapa bleek dat de twee bij ons in de tour zaten. In hun zomerkleertjes en verse sneakers leken ze alleen wat minder op de trekking voorbereid dan wij. Toen we aan de wandeltocht begonnen werden we meteen belaagd door vrouwtjes in traditionele Hmong-kleding. Wij waren door Ruuth, een van de Nederlanders waar het wel mee had geklikt, al gewaarschuwd voor de agressieve verkooptechnieken van deze dames: “Praat niet met ze, laat ze je niet helpen en kijk ze eigenlijk niet eens aan, want daarna kom je niet meer van ze af.” Het Brabantse stel belandde echter meteen in een lang gesprek met twee van de vrouwtjes, nog naief in hun enthousiasme om tribal people te ontmoeten.

Het pad veranderde al snel in een modderglijbaan en de Brabanders maakten op hun profielloze sneakers gretig gebruik van de aangeboden diensten van de Hmong-colonne. Eenmaal bemodderd aangekomen op onze lunchplek was het dan ook tijd voor de tegenprestatie. “I follow you, so now you buy from me!” Een logica die alleen Vietnamezen zouden kunnen begrijpen… “You almost fall and I help you!” Ralph en ik, die de vrouwtjes vriendelijk maar duidelijk hadden geweerd, boden helaas weinig bronnen van emotionele chantage. De Brabanders schoven echter bij ons aan tafel na maarliefst 25 dollar te hebben betaald voor een klein tasje, een sjaaltje en een armband. Ze hadden duidelijk de kunst van het afdingen nog niet geleerd.

We raakten in gesprek en de twee probeerden de uitgegeven hoeveelheid dollars een beetje goed te praten. “Ach, we helpen er de gemeenschap mee.” “Ja, en ze hebben ook zo met ons lopen sjouwen…” “En in Nederland zouden we er ongeveer hetzelfde voor betalen.” Toen Ralph voor hun neus slechts 2,5 dollar afrekende voor dezelfde sjaal betrokken de gezichten van onze landgenoten echter wel een beetje.

Natuurlijk nam ik het de twee niet kwamlijk dat zij nog behoorlijk bleu waren in de Aziatische omgeving, maar hun persoonlijkheid straalde daarnaast heel veel naieviteit uit. In het land van herkomst hoor je immers veel minder voor een product te betalen dan na de export naar en de inkoop in Nederland, en er is weinig hoop voor een gemeenschap die afhankelijk is van en gewend raakt aan het overchargen van toeristen. Toen ze erachter kwamen dat wij al acht maanden aan het reizen waren bleek des te meer dat de twee niet veel gewend waren: “Is dat eten dan niet gevaarlijk?” “Kunnen jullie dan wel slapen in zo’n trein? Wij zijn echt niet gewend om zo op en neer te bungelen..” De verwondering was van hun gezicht af te lezen, wat hadden wij in al die maanden wel niet weten te doorstaan? Zij het opvoeding, karakter of afkomst, deze Nederlanders hadden duidelijk weinig met ons gemeen.

Later bezochten we het huis van onze gids, die daar vertelde dat haar moeder al drie jaar niet meer kon lopen. Ze had ooit haar been gebroken en het gezin had geen geld gehad voor een ziekenhuisbezoek. Het meisje verdiende nu het geld voor de familie, terwijl haar zusje op het land werkte en kookte voor het gezin. Het was een treurig verhaal, maar gelukkig had de Brabander de oplossing: “Maybe you should buy a wheelchair?” Ralph kon het niet meer aan. “Onder welke steen komen deze mensen vandaan gekropen?!”, riep hij toen we buiten gehoorafstand waren.

Als ik tijdens mijn reis iets heb geleerd over mijn eigen volk dan is het wel dat het graag aan de stereotypes voldoet. Nederlanders zijn lomp, weinig gewend en zijn geoefende klagers. Het maakt me des te tevredener met mezelf en mijn omgeving. Ookal ben ik opgegroeid in de veiligheid van ons kleine landje, mijn levenshouding beschouw ik als een stuk opener en gemakkelijker dan die van veel van mijn landgenoten. Al weet ik dat er waarschijnlijk mensen zullen zijn die over een tijdje aan de keukentafel zeggen: “Weet je dat vrijgevochten stel nog? Die haalden een tondeuze over hun hoofd en dachten meteen hele wereldreizigers te zijn.” “Nee, dat waren echt niet mijn soort mensen.

under: Geen categorie

Opweg naar Laos

Posted by: | 25 May 2012 | 132 Comments |

Na drie sociale en wilde avonden in het backpackers-walhalla Pai was het voor ons tijd om Thailand te verlaten en Laos in te gaan. Zoals de meeste backpackers boekten we een minivan naar de grens, inclusief een overnachting aan de Thaise kant van de rivier. Om 20.00 op 26 maart werden we met tien medereizigers in ons busje geladen.

Pai is trots op de 670 bochten die moeten worden getrotseerd om er te komen. En waar onze local bus deze op de heenweg langzaam maar gestaag door was gegaan bleek onze chauffeur opweg naar beneden haast te hebben. Onze luxueuze airconditioned minivan-trip veranderde al snel in een dodemansrit. We scheurden op de verkeerde weghelft blind alle bochten door en langzaam aan werden alle passagiers steeds stiller, terwijl iedereen wit weg trok. Op de middelste stoel van de voorste bank probeerde ik mezelf met mijn handen tegen het dak vast te klemmen om niet met mijn hele lichaam in de schoot van Ralph of onze wegpiraat te belanden. Tegelijkertijd maakte ik me zorgen om het meisje dat direct achter ons zat en al had aangekondigd hevig wagenziek te zijn: “Zou je je arm weg kunnen halen? Als ik de weg niet kan zien kots ik waarschijnlijk in je nek…”.

Elke keer als we met piepende banden een te scherpe bocht door gingen steeg er een verontwaardigd gesis op, maar hoe we onze chauffeur er ook van probeerden te overtuigen om langzamer te gaan, meneer had haast. Met verzuurde armen dacht ik aan mijn moeder, en in stilte verontschuldigde ik me aan haar dat ik deze bus in was gestapt. “Als ik hier levend uit kom neem ik alleen nog maar langzame lokale bussen..”

Toen we eindelijk de laatste bocht door ware en stopten bij een SevenEleven in Chang Mai was het een tijdje doodstil, voordat iedereen kreten van opluchting uitstootte. Buiten bleek dat ik niet de enige was geweest die stilletjes tot haar moeder had gesproken. De verontwaardiging over de levensgevaarlijke rijstijl van de chauffeur was groot. Betaalden we deze smak geld immers niet om VEILIG Laos te bereiken? Dit werd alleen nog maar erger toen een meisje zelfs wist te vertellen dat er op dezelfde route vorige week nog een minivan was gecrasht. Het wagenzieke meisje werd nog een beetje geler dan ze al was.

In de overtuiging dat we het ergste hadden gehad vervolgden we onze weg naar de grens. Helaas regen we alweer snel de bergen in en begon het spektakel opnieuw.  Het werd steeds later en hoe hard ik ook probeerde mijn ogen op de weg te houden vielen ze steeds vaker dicht. Eolke keer als ik bijna in slaap viel schrok ik echter wakker door een heftige vlaag van misselijkheid en probeerde ik weer opnieuw te vechten tegen de vermoeidheid. Een tweede belofte aan mezelf: sik stap nooit meer bekaterd een bus in, in bergachtig gebied.

Om 2.00 reden we eindelijk de oprit bij onze guesthouse op en kwam er een einde aan de rit die ik zonder te overdrijven een pure mentale en fysieke marteling wil noemen. De opluchting en vermoeidheid waren op iedereens gezicht af te lezen terwijl de kamers werden opgezocht. Al snel steeg er echter weer geroezemoes op, omdat bleek dat we om 7.00 alweer op moesten staan, maar niemand precies wist wat hem de volgende ochtend te wachten stond. Mij kon het echter vrij weinig meer schelen. Laos lag aan de overkant van de rivier en hoe dan ook zouden we morgen voor het eerst over land een grens oversteken. Na een dankbare blik op de Christoffel om mijn pols viel ik uitgeput in slaap.

under: Geen categorie

Myanmar

Posted by: | 24 May 2012 | No Comment |

Het klinkt zo spannend: afreizen naar een dictatuur. Een militair exemplaar nog well.  We zaten dan ook vol met verwachtingen van een zichtbaar onderdrukt, traditioneel en ‘domgehouden’ volk in een primitief en moeilijk te bereizen land. Benzineprijzen zouden ongekend hoog zijn om de Burmezen er van te weerhouden zich te verplaatsen en vooral te mobiliseren en ook het obnderwijs verkeerde in een treurige staat.

We hadden er nauwelijks verder naast kunnen zitten. De Burmezen zijn denk ik het vriendelijkste en vrolijkste volk dat ik ooit heb gezien. Ze zingen de hele dag – net als in de rest van Azie is karaoke in Myanmar volksvermaak nummer 1 – en onze aanwezigheid werd bijna zonder uitzondering met de meest oprechte en brede glimlach beantwoord. Ook zijn vooral de jongeren verrassend modern. Hoewel de longyi (een traditionele wikkelrok) voor zowel mannen als vrouwen nog altijd het meestgedragen kledingstuk hebben ook de skinny-jeans en ‘westerse’ t-shirts met opdruk hun toegang tot het straatbeeld weten te vinden.

Dat de buitenwereld moeilijk zichts krijgt op Myanmar betekent dan ook niet dat de bevolking daar geen zicht op de buitenwereld heeft. Met de komst van illegale tv-zenders, uitgezonden vanuit Noorwegen, hebben de Burmezen toegang gekregen tot meer informatie  dan alleen de propaganda van de staats-tv en -kranten. (De laatsten beginnen elke uitgave met het herhalen van de ‘drie nationale verplichtingen’ van de Burmezen en hebben weinig nieuwswaarde. ) De verwachte nieuwsgierigheid naar “hoe het dan in het Westen is” bleef dan ook uit. Met de op handen zijnde verkiezingen van 1 april durfden sommige Burmezen het zelfs aan om een politiek gesprek te voeren, zij het soms wel op fluistertoon. Ook het Engels van de bevolking bleek over het algemeen boven verwachting. We hebben ons maar zelden in situaties bevonden waar we ons alleen met handen- en voetenwerk uit konden redden.

Hoewel de busprijzen nog altijd relatief hoog zijn bevonden we ons tijdens het reizen vaak uitsluitend onder de lokale bevolking, die zich ook dan even vriendelijk toonde. Hetzelfde gold voor de plaatsen die wij bezochten. Myanmar wordt met de dag toeristischer, vooral sinds de recente verlaging van de benzineprijzen en de aansluiting van het bankwezen op de wereldeconomie, maar dat heeft nog weinig effect gehad op de locals. De gastvrijheid is ondanks de nog altijd hoge armoede bewonderenswaardig. Niet zelden gebeurde het dat wij iets gratis – “for present” – kregen, in het meest extreme geval zelfs onze lunch toen wij geen restaurant konden vinden. Dit werd met enige verdieping in de cultuur nog meer versterkt. Het enthousiasme was groot als wij er wat Burmese woordjes uit gooiden, en mijn aanschaf van een longyi leidde tot nog meer aanspraak. “Very beautiful!!”, werd er vaak gekird. Zelfs in Bangkok opende dit kledingstuk nog deuren naar (voormalig-) Burmezen: “You been Myanmar???”.

De recente politieke ontwikkelingen en het oprechte karakter van de bevolking maken Myanmar een makkelijk te bereizen, maar nog relatief ongerept land, waar je nog volop gebruik kan maken van de extreme gastvrijheid. We hebben hele mooie dingen gezien, maar het meest bijzondere aan het land was eigenlijk ‘er gewoon zijn’. De grote vraag is alleen hoe lang dit nog zo blijft nu er steeds meer deuren worden geopend naar de buitenwereld, zowel politiek en economisch als in het toerisme. Een tweede grote vraag is wie er van deze ontwikkelingen gaan profiteren. Feit blijft dat Myanmar nog altijd een van de armste landen ter wereld is. Wat er ook gaat gebeuren, zeker is dat het land aan de vooravond staat van grote verandering, en ik heb zo’n vermoeden dat ik tot de laatste generatie reizigers behoor die nog iets heeft meegekregen van het “echte” Myanmar.

under: Geen categorie

Monniken

Posted by: | 17 March 2012 | 3 Comments |

Monniken. Mijn eerste associatie bij dat woord is altijd de taalles op de basisschool: monniken is met een ‘k’, havikken met twee. Waarom heb ik nooit begrepen, maar ik troostte mezelf altijd met de gedachte dat ik het woord toch maar een enkele keer in mijn leven op papier zou hoeven zetten. Los van de frustrerende dictees.

Mijn tweede associatie bij het woord zal na deze reis zeker weten Myanmar zijn. Dat Myanmar boeddhistisch was wist ik, maar dat er zo veel monniken zouden rondlopen had ik niet verwacht. Op elk willekeurig moment van de dag kan ik om me heen kijken en er zeker van zijn dat ik iemand in een roodbruin gewaad aantref.

Ze zijn er in alle soorten en maten. De grote hoeveelheid monniken heeft er deels mee te maken dat een man volgens het Burmese boeddhisme wordt geacht twee keer in zijn leven enige tijd in het klooster door te brengen: tussen zijn tiende en twintigste een paar maanden, en nog ergens op latere leeftijd. Daarnaast is de Burmese samenleving gewoon door en door boeddhistisch en is toetreding tot het klooster het hoogst haalbare. Monniken hebben dan ook een status die ze voorziet van een behoorlijk aantal privileges, waaronder het recht op een zitplaats op de eerste rij van de bus. Als een monnik een afgeladen lokale bus in stapt dan is het opstaan geblazen.

Het intense boeddhisme geeft Myanmar een bijzonder karakter en uiterlijk. Ik durf bijna te beweren dat het landschap net zo veel gouden pagodes telt als dat er monniken zijn. De pagodes steken vaak statig uit boven de groene omgeving en stralen iets mysterieus uit, verwijzend naar verloren koninkrijken. Diegene die nog in gebruik zijn worden druk bezocht, zowel door de lokale bevolking als door pelgrims. Er wordt gebeden en gereciteerd, maar er wordt ook gehandeld, gegeten en gesocialized: de tempelgebouwen en het boeddhisme vormen het hart van de samenleving.

Ook het dagelijks leven en de sociale orde wordt bepaald door de regels van het boeddhisme, wat bepaalde nadelen met zich meebrengt. Zo mogen vrouwen zich letterlijk niet boven mannen begeven op openbare plaatsen, wat betekent dat ik al een paar keer als stapelvee in een overvolle pick-up ben geduwd, terwijl Ralph op het dak kon genieten van de frisse lucht en het uitzicht. Het zijn kleine concessies die ik moet doen, maar de logica erachter maakt ze tenenkrommend: “We have our customs and they are hard to explain. But  women are inferior to men and that’s why they pray to become a man in their next life.” Volgens het hier heersende boeddhisme zijn vrouwen ‘impure’. De meest heilige plaatsen mogen door vrouwen niet worden betreden en de grote hoeveelheid vrouwelijke monniken die Myanmar rijk is geniet ook niet de privileges van de mannelijke collega’s.

Toch vraag ik me soms af of juist die mannelijke collega’s wel zo ‘puur’ zijn. Officieel moeten monniken afstand doen van alle aardse lusten en bezittingen, een voorwaarde om Nirvana te bereiken, maar niet zelden zie je hoe een monnik met rottende tanden van de betelnoot afrekent voor de zojuist door hem genuttigde maaltijd en cola. Blijkbaar zijn ook zij niet ongevoelig voor geld en verslavingen. Dat er zulke exemplaren tussen zitten verbaast echter niks op zo’n grote monnikengemeenschap. Over het algemeen zijn het goedlachse mannen, die enigszins nieuwsgierig naar de westerse samenleving maar al te graag op de foto gaan. En het levert een bijzonder straatbeeld op als ze in lange rijen de deuren lansgaan voor de voedselinzameling, met zijn tweeen achterop een motor zitten, of met opgehezen gewaden een potje voetbal spelen in de tuin van het klooster. Monniken maken een groot deel uit van de Burmese samenleving en mogen dan ook vooral positief genoemd worden. En wat dat betreft ben ik blij dat ik vroeger op school toch heb opgelet.

under: Geen categorie

Older Posts »

Categories